Jean Constantin Théophile UBAGHS (Ubags), Levensbeschrijving

 

geboren op vrijdag 16-02-1827 te Robermont (B), overleden op 03-01-1888 te Parijs (Fr) op 60-jarige leeftijd, begraven te Robermont (B).

 

Studie; Na zijn middelbare schooltijd in Brussel (Ecole Centrale) werd hij ingeschreven in 1843-44 voor de Universiteit van Luik. Indertijd waren er drie opleidingen verbonden aan de faculteit der wetenschappen; de voorbereidende opleiding (2 jaar), de opleiding Mijnbouwkunde (3 jaar) en de school voor Kunst en Manufactures (2 jaar).

De eerste gediplomeerden van deze laatste school studeerden af in 1842. Théophile Ubags maakte de vooropleiding af evenals de Ecole des Arts et Manufactures. Maar tijdens de afsluitend examens had hij een heftige discussie met een professor hetgeen hem belette het ingenieursdiploma te verkrijgen terwijl hij er toch alle colleges voor had gevolgd.

 

Vanaf 1835 begon de avontuurlijke begintijd van de spoorwegen. In 1843 werd de lijn Luik-Aken ingewijd die langs de Vesdre liep en die voor die tijd een echt staaltje van techniek was, vanwege de opeenvolging van bruggen en tunnels. Ongetwijfeld was ook Théophile deelgenoot van het grote enthousiasme voor deze projecten want hoewel we zijn spoor even kwijt zijn na 1847 als hij 20 jaar oud is en zijn studie heeft afgemaakt, zien we hem terug in 1854 als Ingenieur en Hoofdingenieur Technische dienst van de Luxemburgse Maatschappij der Spoorwegen in Brussel. Hij voltooide er de werkzaamheden die aan de gang waren en begon de exploitatie van de lijn Bruxelles-Namen-Arlon tot 1860.

In die zelfde tijd had Brazilië zijn onafhankelijkheid van Portugal geproclameerd (1822). De tweede Koning, in feite Keizer, Don Pedro ofwel Pedro II was de Zonnekoning van het land, regerend van 1840 tot 1889. Hij ging in Belgie om technische hulp vragen bij de aanleg van spoorwegen en tramlijnen. Het was Théophile Ubags die deze missie gedurende twee jaar op zich zou nemen (1860-1861).

Teruggekeerd naar België na een reis van zes weken per zeilboot werd hij benaderd door de Société Cockerill die in de raadsvergadering van 09-02-1862 besloot hem de functie van contactpersoon van de firma in Italië aan te bieden. Theophile accepteerde dit voorstel en een maand later vertrok hij naar Italië en vestigde zich in Turijn waar hij talrijke bestuurlijke en zakelijke contacten legde. Dat maakte dat hem mogelijk belangrijke opdrachten te verkrijgen bij de Ministeries van Marine en van Oorlog, voor de spoorwegmaatschappijen en voor de boringen in de Mont Cenis die dan in volle gang waren. Bij deze laatste werkzaamheden werd een boor benut, ontworpen door de grote Ingenieur uit de Savoie, Grégoire Sommeiller en waaraan de toekomstige Hoogdingenieur bij Cockerill, Théophile Ubags verbeteringen aanbracht, samen met zijn vriend Jean Kraft (1832-1920) Hij stelde zich dus niet alleen tevreden met opdrachten door te geven aan zijn maatschappij, maar deed ook mee met dit gigantische wek, toevertrouwd aan de Firma Grattoni en Sommeiller. Van 1867 tot 1869 maakte de industrie een crisis door die de fabriek met sluiting bedreigde. Théophile moest het hoofd bieden aan een Firma krachtiger dan de zijne, te weten Le Creusot. Niettemin verwierf hij opdrachten tegen een zelfs hogere prijs wat hem op 15-7-1869 deed schrijven: "Zonder nu ijdel te zijn kan ik zeggen dat ik al drie jaar onze ateliers overeind hou die zeker gesloten zouden zijn als ze niet de machines hadden te bouwen waarvoor ik de opdrachten binnen gehaald".

Tijdens de bestuursvergadering van Cickerill op 2-05-1870 deelde de algemeen directeur (Sadoine) de raad mede dat Théophile Ubags was benoemd tot Directeur van de Maatschappij van la Haute Italië en vroeg het bestuur hem te ontheffen van zijn baan in Turijn. Men willigde dit verzoek in maar betreurde het verlies van iemand die zo'n goede diensten had bewezen.

In feite was Théophile sinds 1868 zowel Adjunctdirecteur bij de spoorweg-maatschappij van Hoog-Italie en Zuid-Oostenrijk als handelsvertegenwoordiger voor Cockerill. In deze functie van Adjunctdirecteur voorzag hij de Belgische industrie van talrijke belangrijke opdrachten. Op 17-05-1875 gaf hij zijn functie op, toen het uitgebreide spoorwegnet werd afgestaan aan de Italiaanse regering. In de loop van zijn carriëre had Theophile voor Belgie en in het bijzonder aan Cockerill meer dan 22 miljoen francs aan opdrachten binnengehaald. Dit cijfer dat staat voor verscheiden miljarden huidige (1999) Belgische francs moet in acht genomen worden bij de omzetcijfers van Cockerill: 8 miljoen francs in 1855 en 24 miljoen francs in 8173. Het is interessant te weten dat toendertijd een boor 2000 francs kostte, een locomotief met tender 50 a 60.000 francs en de rails 450 francs per ton.

In 1875 verliet Theophile Italie om zich te vestigen in Parijs in de Avenue Friedland. Hij bleef betrokken tot en met de liquidatie in 1879. Hij was dan 52 jaar en had een grote technische en financiële ervaring opgedaan.

 

Théophile ontving de volgende onderscheidingen;

Officier de l'Ordre de Leopold, Chevalier de la Légion d'Honneur, Commandant de la Couronne d'Italie, Commandeur des Ordres des Sts. Maurice et Lazara, en tenslotte IIIe classe de la Couronne d'Autriche toegekend door de Keizer bij decreet van 18-05-1873.

 

Met vijf vrienden ondernam Théophile in 1878 een reis van verscheidene duizenden kilometers waarvan hij het traject beschrijft in een brief gedateerd 18 Mei 1878 vlak na zijn terugkeer in Parijs:

Na dwars door Italie (van N. naar Z.) te zijn getrokken, Sicilie, Malta en Tunis te hebben bezocht zijn we Algerije binnen gekomen via de Provincie Constantine. Vanaf de kust 800 km landinwaarts getrokken tot diep in de Algerijnse Woestijn (Toregart). We hebben gereisd in de woestijn gedurende een maand, geëscorteerd door een detachement Spahis (Arabische ruiters) en voorzien van tenten, leeftocht en kamelen en alle soorten sintjanskruid.

Terug uit de woestijn gingen ze naar Constantine, Algiers deels per rijtuig deels per paard en gingen in Oran scheep om via Tanger naar Gibraltar te gaan. Via Malaga terug in Europa bezochten ze de belangrijkste steden van Spanje en waren in Mei 1878 terug in Belgie.

 

Théophile had een elegant voorkomen en was een man van zijn tijd. Van karakter autoritair, zeer vrijgevig en zeer goed voor zijn naaste familie.

Hij had een grote verering voor de tweede vrouw (Francoise Lambertine van Vinckeroy) van zijn vader die hem had groot gebracht zonder verschil te maken met haar zes kinderen.

 

Ter afsluiting een profetische brief die Théophile schreef aan zijn halfbroer Georges Ubags (1849-1913), Doctor in de rechten en Magistraat.

 

 

                                                  24, Avenue Friedland

                                                  Zaterdag 22 Januari 1887.

 

Beste Georges

 

Je vraagt me mijn mening over de gebeurtenissen die in voorbereiding zijn. Ik zal je bekennen dat je me zeer in verlegenheid brengt. Hier in Frankrijk wil iedereen vrede, de Keizer en Bismarck hameren op de noodzaak daartoe; ondertussen gaan de grote en kleine naties door met zich tot de tanden te wapenen en bereiden zich voor op de oorlog. Het is duidelijk dat deze situatie niet oneindig kan voortduren en wat vooral te denken geeft dat zijn de binnenlandse verwikkelingen in Duitsland. het zou wel eens kunnen zijn dat Bismarck van het minste incident profiteert om een oorlog te laten uitbarsten die heel wat verwoestender en erger zal zijn dan die van 1870. Op fatale wijze zal heel Europa er in min of meerdere mate bij betrokken zijn en nu tegenwoordig iedereen soldaat is zullen het de naties zijn die op elkaar zullen botsen en vroeg of laat zal dit doorstaan moeten worden om dan te komen tot ontwapening.

 

Het is aan Pruisen dat een slachting te wijten zal zijn die heel wat omvangrijker zal zijn dan die men aan Napoleon verwijt en miljoenen mensen zullen tegenover elkaar staan met vernietigingsmiddelen die tot op heden ongekend zijn. (bron LTvG nr. 27, 1999, H.L. Toonen).